Xena's broer bekeerde zich: 'Ik ging vrijdag naar de club, hij naar de moskee'

Body & Mind

Xena's broer bekeerde zich: 'Ik ging vrijdag naar de club, hij naar de moskee'

Steffi Posthumus
Door

Steffi Posthumus

Gepubliceerd op

13 maart 2023 om 20:00

Bron / Fotografie

fotografie Aisha Zeijpveld

Gepubliceerd op

13 maart 2023 om 20:00

Bron / Fotografie

fotografie Aisha Zeijpveld

Xena Evers en haar broer Falko groeiden op in een progressief gezin. Ze waren de beste vrienden en deelden alles met elkaar. Tot Falko zich bekeerde tot de islam en Xena niet wist hoe daarmee om te gaan.

Xena (33): 'Ik ben opgegroeid in een groot gezin: ik heb een jonger zusje, een tweelingzus, een oudere broer en zus en een oudere halfzus. Het was een gezellige chaos thuis. Je zou verwachten dat ik heel hecht was met mijn tweelingzus, maar we waren – en zijn – totaal verschillend. Zij wilde altijd spelen, ik ben meer een lezer. Mijn broer, Falko, en ik hadden veel meer gemeen. We deden allebei fanatiek aan judo en hardlopen, waardoor we vaak lang met elkaar in de auto zaten, op weg naar trainingen en wedstrijden. Op de achterbank filosofeerden we erop los: hoe kon het dat het universum oneindig is? Wat betekent dat? Wat gebeurt daar allemaal? Dat had toen nog totaal geen gelovige insteek, althans, niet voor mij. Het was vooral verwondering over de wereld en hoe die in elkaar steekt. We groeiden superprogressief op. Onze ouders zijn echte atheïsten. Ze vinden geloof maar iets vreemds: zelfbedachte regels opgelegd door mannen met baarden. Zelf zijn ze katholiek opgevoed en ze vonden dat zo vreselijk dat ze zich hadden voorgenomen om ons nooit met zoiets te 'belasten'.

Worsteling Dat Falko zich in zijn twintiger jaren bekeerde tot de islam, hadden we dan ook geen van allen aan zien komen. Hij had veel gereisd: het ene moment gaf hij surfles op Curaçao, het andere moment snowboardles in Oostenrijk en een paar maanden later was hij weer aan het surfen in Zuid-Afrika. Tijdens die reizen verdiepte hij zich in het boeddhisme en daarna ook in andere godsdiensten, waaronder de islam. Op zich was dat niets opvallends. Al van jongs af aan kon hij zich van de ene interesse in de andere storten. Dan was hij weer skater, dan kakker, dan hippie, dat ging continu heen en weer. Het hoorde bij hem. Maar dat hij zich – zonder het iemand in ons gezin te vertellen – had bekeerd, was wel anders dan anders. Ik hoorde het nieuws via mijn ouders. Dat vond ik gek: waarom vertelde hij mij zoiets groots niet persoonlijk? Los daarvan snapte ik zijn keus überhaupt niet. Het voelde als iets wat mijlenver van me af stond. En eerlijk is eerlijk: ik wist ook gewoon niet veel van de islam af, laat staan van de stroming waar hij nu bij hoorde: het soefisme. Dat maakte het allemaal best spannend: hoe moest ik hiermee omgaan?

Daar kwam bij dat ik me in die periode juist in het feminisme aan het verdiepen was. In mijn beleving leefden we in een wereld waarin iedereen druk bezig was met vooruitgang: minder racisme, meer emancipatie, meer gelijkheid. Dat wereldbeeld kreeg een flinke deuk toen mijn broer zich had bekeerd. Voor mijn gevoel zette hij namelijk een enorme stap terug in de tijd. Met name rond zijn man-vrouwdenken. Hij vindt dat de man het hoofd van het gezin is, kostwinner moet zijn en de vrouw thuis moet zorgen voor de kinderen en het huishouden. Ik vind dat dat geen gegeven zou moeten zijn, maar dat je daar als vrouw zelf voor moet kunnen kiezen. Maar het lastige is: ik ben óók voor godsdienst- en keuzevrijheid. Als hij dit wil aanhangen en zo wil denken, dan moet hij die keuze toch ook gewoon kunnen maken? Het was een enorme worsteling met mezelf: ik hou van mijn broer, maar heb totaal andere ideeën over de wereld, kunnen die twee dingen naast elkaar bestaan? En vooral: hoe? Ik was bang de confrontatie aan te gaan. Durfde hem niet te vragen wat hem zo aansprak in het geloof, wat hem tot zijn bekering had gebracht en waarom hij dat niet met mij had gedeeld. Want wat zou dat betekenen voor onze band?'

Confronterend 'Uiteindelijk ging ik dat gesprek toch aan. Al had ik er wel een camera voor nodig om dat gesprek te faciliteren. Ik besloot er namelijk een documentaire over te maken: Mijn broer en ik. In die jaren daarvoor hadden we weinig contact. Hij trouwde met een moslima, kreeg kinderen, leefde volgens de islamitische regels. Ondertussen verhuisde ik naar Amsterdam, studeerde filosofie en maakte documentaires. Ik ging vrijdag naar de club, hij naar de moskee. Onze levens waren zo verschillend dat ik me afvroeg: hoe kan dat als we uit hetzelfde nest komen en zo close waren? Is dat iets normaals wat tussen alle broers en zussen gebeurt wanneer ze ouder worden? Of heeft dat toch te maken met die verschillende wereldbeelden? En: is de connectie nog ergens te bekennen? Ik wilde hem mijn vragen stellen, erachter komen hoe hij nou werkelijk dacht, want ik besefte wel: ik heb ook maar gewoon mijn eigen invulling gegeven aan zijn geloof. En omdat ik weinig van de islam weet, maakt dat het ook eng. Ik had vooral die beelden van 9/11 in mijn hoofd en was bang dat hij zou radicaliseren. Maar was dat terecht? Dat wilde ik door middel van die documentaire ontdekken. Falko stond er meteen voor open, want: insjallah. Als Allah wil dat jij die docu maakt, dan werk ik daaraan mee, was zijn idee.

Het maken van de film was emotioneler dan ik dacht. Om te beginnen was het mijn eerste film voor televisie, dus dat vond ik an sich al heel spannend. Daarnaast was er nog de relatie met mijn broer. Ik ging met hem mee naar een soefi-weekend in Duitsland, waar hij al twee jaar lang elk eerste weekend van de maand heen ging om te bidden met zijn soefi-broeders. Ik had geen idee waar ik terecht zou komen. Eenmaal daar was het dubbel: mannen en vrouwen zaten apart, afgescheiden door een doek. Dat vond ik heel bevreemdend. Anderzijds waren de mannen vooral aan het dansen en zingen, dat vond ik dan wel weer leuk om te zien en nam angst bij me weg. Maar ik vond het ook confronterend dat hij daar zo gelukkig was. Dat dát nu zijn nieuwe thuis was, en niet meer ons gezin. Het voelde toch alsof ik mijn broer kwijt was.

Daarnaast was er nog de confrontatie rond onze denkbeelden. Hij is écht anders gaan denken over man-vrouwverhoudingen en homoseksualiteit. Dat vond ik heel moeilijk. Ons zusje – mijn tweelingzusje – is lesbisch en was op dat moment draagmoeder voor een homostel. In Falko's ogen is dat verkeerd. Hij vindt dat een kind fulltime moet opgroeien bij zijn moeder, in een heterogezin. Hij wil ook niet dat zijn kinderen denken dat mijn zusjes vorm normaal is. Hij keurt het dus niet goed, maar laat het verder voor wat het is. Hij ziet het als háár keus en niet de zijne. Hoewel ik juist denk: hoe mooi is het dat die kinderen opgroeien met drie liefhebbende ouders, vind ik Falko's benadering van keuzevrijheid op zich oké, maar het lijkt me voor zijn kinderen extreem moeilijk als zij ooit uit de kast zouden willen komen. Dat kunnen ze eigenlijk niet en dat wringt voor mij.

Afstand Zijn antwoord op de vraag waarom hij mij niet zelf vertelde over zijn bekering was min of meer van dezelfde strekking: 'Het is mijn keuze, mijn leven, niemand heeft er last van als ik in een hoekje zit te bidden, dus waarom zou ik het jullie vertellen?' In die zin is het interessant hoe verschillend ieders beleving kan zijn: waar hij zegt geen verschil in onze band te ervaren, voel ik dat anders. Wanneer hij tegen zijn vrouw zegt: 'Kun je even zijn neus schoonmaken?' als een van de kinderen naast hem staat met een snottebel, denk ik: waarom doe je dat niet zelf? Waarom worden alle zorgtaken bij de vrouw neergelegd? Dat snap ik niet, een man kan dat naar mijn idee net zo goed doen, of samen. Hij vindt dat het feminisme de maatschappij kapotmaakt, dat mannen worden onderdrukt. Ik denk dan juist: kijk wat er in Iran gebeurt. Vrouwen én mannen gaan daar de straat op voor meer rechten en keuzevrijheid voor de vrouw en worden om die reden vermoord, juist daarom is feminisme keihard nodig. Door die afstand in denkbeelden ervaar ik toch ook een afstand in verbinding.

Direct na het soefi-weekend voelde ik daar best veel teleurstelling over, want hoe nu verder? Mijn broer en ik waren ooit beste vrienden en nu niet meer. Was ik hem kwijt? Had hij echt een ander thuis gevonden? En was dat niet juist ook fijn voor hem? Het was een gek soort mengeling tussen verdriet en blijdschap waar ik me geen raad mee wist. Bij mijn zussen kon ik niet echt terecht. Zij konden de situatie een stuk sneller accepteren dan ik, misschien juist omdat hun band met mijn broer vroeger al minder hecht was dan mijn band met hem. 'Dat is toch gewoon Falko,' zei mijn oudste zus. 'Maak je er niet druk om.' Mijn ouders begrijpen Falko's keuzes ook niet, maar konden ze ook sneller accepteren dan ik: het is toch hun zoon, hij gaf ze kleinkinderen, ze willen er gewoon voor hen zijn. Dat de rest van het gezin de situatie wel allemaal kon accepteren, maakte het gevoel van afstand voor mij alleen maar groter. Mijn vriendinnen begrepen me gelukkig wel helemaal. Mij hierin adviseren konden ze niet, maar ze erkenden mijn gevoel. Dat hielp.'

Hoe de relatie tussen Xena en haar broer nu is?

Dat lees je in het hele verhaal, nu in &C's maart-editie

6 ,95

delen
Steffi Posthumus

Steffi Posthumus (1988) is – naast redacteur bij &C – een vroege vogel, maar wel een met een ochtendhumeur. Ze woont in een kleurrijk Amsterdams paleis met kat Prins én giga discobal, probeert al twee jaar lang Turks te leren (met matig succes) en eet 't liefst alles met een goede lik sambal.

Meer van deze auteur

Wil je ook lezen