Column
Het zou twintig jaar duren voor ik comfortabel achter het stuur zat
Gepubliceerd op
19 juli 2023 om 19:00
Bron / Fotografie
fotografie Ruud Janssen
Gepubliceerd op
19 juli 2023 om 19:00
Bron / Fotografie
fotografie Ruud Janssen
Ik stap zo in de auto voor afspraak. Dat klinkt heel gewoon. Maar dat was het lange tijd niet. Ik haalde op mijn achttiende mijn rijbewijs, maar het zou twintig jaar duren voordat ik comfortabel achter het stuur zat.
Ik had geen eigen auto en rijden in die van anderen, vermeed ik waar ik kon. In welke tochtige uithoek ik ook moest zijn, ik overtuigde mezelf dat het handiger was om eerst met de bus te gaan, daarna met de trein en daarna nog zeker een half uur te lopen. Alles beter dan hoogademig in zo’n koekblik zitten.
Het was geen doodsangst. Het had meer te maken met de verlammende vrees om het fout te doen. Autorijden voelde als een kaartspel waarvan ik de regels had geleerd, maar de essentie niet begreep.
Waar dat vandaan kwam, daar kun je ongetwijfeld therapiesessies op loslaten, maar ik vermoed dat de keuze voor mijn rij-instructeur destijds niet geholpen heeft.
Dave werd me aangeraden door een vriend die hem een ‘een koning’ had genoemd. Dave had een leren jack, een grijze snor en een gouden auto met bovenop in zwarte letters DAVE. Hij was van het kaliber vooruit met de geit, wat lastig is als je geen idee hebt hoe je die geit in beweging moet krijgen. En ik had geen idee. Geen. Idee.
Ik wist niet wat een koppeling was. Ik wist niet hoe schakelen werkte. En ik was er per abuis vanuit gegaan dat ik dit op een verlaten parkeerterrein rustig uitgelegd zou krijgen. Maar Dave stond erop dat ik meteen wegreed, terwijl hij steeds luider aanwijzingen gaf die ik niet begreep. Wegrijden deed ik uiteindelijk: hortend en stotend, met zweet op mijn rug en een gevoel van paniek dat me nog twintig jaar zou achtervolgen.
De keuze voor hem als rij-instructeur was voor iemand met mijn persoonlijkheid absoluut de verkeerde geweest. Maar dat Dave een koning was, daar was geen woord aan gelogen.
Terwijl ik met witte knokkels rondreed, vertelde hij honderduit. Hij was een trotse opa. Hij deed aan wedstrijdbowling. Hij liet mij altijd langs zijn huis rijden, zodat hij zijn boterhammen kon ophalen. Toen een goede vriendin van mij ook les bij hem nam, drong hij erop aan om een keer samen naar de pier van IJmuiden te rijden om daar een patatje te eten.
Als ik bij het invoegen op de snelweg aarzelde om vaart te maken, riep hij: 'TRAPPEN FLOOR! TRAPPEN TRAPPEN TRAPPEN TRAPPEN!'
Tegen mijn toenmalige verkering, die ook bij hem reed, zei hij: 'Weet je, die Floor, wij kunnen lezen en schrijven met mekaar.'
Toen het examen in zicht kwam, liet hij een paar keer terloops vallen dat leerlingen hem altijd een lekker flesje van het een of ander gaven als bedankje.
Ik haalde het in 1 keer. Ik gaf hem een fles whisky met een strik.
Twintig jaar heb ik met zweethandjes in de auto gezeten. Tot ik mijn eigen auto kreeg en ervaring de zweethandjes verdreef.
Nu rijd ik op mijn negenendertigste eindelijk zonder witte knokkels de snelweg op. En nog altijd hoor ik bij het invoegen 'TRAPPEN FLOOR!' en dan denk ik aan Dave. Want weet je, wij konden lezen en schrijven met mekaar.
delen
Floor Bakhuys Roozeboom
InstagramFloor Bakhuys Roozeboom (39) is schrijver, journalist en columnist. Ze woont in Haarlem met haar vriend en twee kinderen en werkt aan een boek over ouderschap. Voor &C schrijft ze om de week over de grote en kleine mislukkingen, worstelingen en struikelmomenten des levens.