Volgens Kim vloeken we allemaal in het bijzijn van onze kinderen: ‘Geslachtsdelen hou ik overwegend binnenboord, maar soms ontsnapt er een f*ck’

Oh Baby!

Volgens Kim vloeken we allemaal in het bijzijn van onze kinderen: ‘Geslachtsdelen hou ik overwegend binnenboord, maar soms ontsnapt er een f*ck’

Kim Hopmans
Door

Kim Hopmans

Gepubliceerd op

10 december 2023 om 09:00

Bron / Fotografie

fotografie Tom ten Seldam

Gepubliceerd op

10 december 2023 om 09:00

Bron / Fotografie

fotografie Tom ten Seldam

Vloeken en tieren in het bijzijn van je kind staat niet per se bovenaan het lijstje van voorbeeldig ouderschap. Toch gebeurt het – en die kleine papegaait het nog na ook.

Kut, kut, kut, KUT!’ Driftig schudt het vierjarige vriendje van mijn zoon met de doos tijger vlokken. We zaten gemoedelijk aan de lunchtafel te kwekken over knikkerbanen en droptraktaties, maar ineens is iedereen stil. ‘Stómme kut,’ krijgt de arme doos er nog eens van langs. ‘Er komt geen één funnie uit!’ Nu ben ik zeker geen heilige, maar toch schrik ik van die krachttaal uit dat poezelige bekkie. Mijn kleuter ziet mijn verbaasde blik en wendt zich wijs tot zijn mattie: ‘Dat woord mag je helemaal niet zeggen.’ Interne trots en onzichtbare schouderklopjes vullen mijn hart. Niet voor lang. ‘Zeg maar beter: fodmedómmie!’ boert mijn kleuter vanuit zijn tenen. 

Guilty. Hoewel ik thuis zo min mogelijk probeer te vloeken, heeft hij dit absoluut van mij. Aan kanker heb ik een broertje dood (of eigenlijk een moeder), geslachtsdelen hou ik overwegend binnenboord, maar af en toe ontsnapt er echt wel een goedgevulde fuck of grommende godverdomme. Bijvoorbeeld als ik ’s ochtends vroeg met het hele gezin de keuken in kachel en daar – naast een tevreden kat – een gehavende, nog levende duif op de grond vind. Knappe meid die een what the fúck dan ter plekke naar een grutjes weet te keren. Ook het alsmaar aanzwellende ‘Mama? MAMA? MAMAAA!’ duwt me soms richting de richel van het pedagogisch toelaatbare. Vanaf de wc, waar ik me onterecht ongehoord waan, snauw ik: ‘Wat nú weer, mag ik g#dverd#mme ook eens één minuut rustig op de pot zitten?!’ In zo’n fijnbesnaarde uitstoot zit vaak alle frustratie van voorgaande dagen samengebald. Zucht, ooit was ik aangenaam gezelschap.

Bootwerker Maar goed. Het moederschap mag dan mijn zachte kant losweken, mijn innerlijke bootwerker is evengoed wakker getrapt. En ja, goed voorbeeld doet volgen, maar slecht voorbeeld helaas ook. Niet handig. Geen ouder hangt de vlag uit als er publiekelijk een dikke tering uit het guitige smoeltje van z’n peuterdochter golft, toch? ‘Waarschijnlijk niet,’ lacht ontwikkelingspsycholoog Steven Pont, ‘zoiets verstoort ons wereldbeeld. Als ouder willen we geloven dat onze kindertjes onschuldige wezens zijn. Ook zien we het als falen van het ouderschap als je kind in de supermarkt ineens zo’n kreet uitstoot. Van een vijfjarige tolereren we het nog, omdat hij niet begrijpt wat hij zegt – het is als spelen met een pistool. Maar ook zo’n kleintje maakt zich er in het sociale speelveld niet populair mee.’ 

Toch moet je het niet nodeloos beladen maken, voegt pedagoog Minchenu Maduro toe. ‘Als het af en toe gebeurt, negeer het gewoon. Reageert niemand, dan is het nieuwtje er snel af voor een kind. Probeer dus ook niet te lachen, want lachend publiek smaakt naar meer.’ Boos worden heeft zeker geen zin, zegt ook Eva Bronsveld, pedagoog en auteur van de bestseller Temperamentvolle kinderen. ‘Juist dan zullen ze het woord vaker herhalen om het effect van hun gedrag te testen. Een beter plan is: met humor de angel eruit halen. Lach er samen om. ‘Huh, wat zeg jij nou?’ Kietel je kind of knijp ‘m in zijn wangen, maak er een spel van. Zodat het een grapje van jullie sámen wordt, en je kind het ‘angelwoord’ niet gebruikt om een reactie uit te lokken. Op een gegeven moment hebben ze zo vaak kut gezegd, dan gaat de lol er vanzelf af.

Rotpiemelkak Hoewel je kind later geheid dingen gaat roepen die geen schoonheidsprijs verdienen, proberen sommige ouders dit geforceerd af te wenden door zelf bijvoorbeeld ‘chips’ te roepen als ze hun teen stoten. ‘Op zich niet gek,’ vindt Pont. ‘Want schelden is aan inflatie onderhevig: als je peutertje godver al normaal vindt, wat hou je dan nog over? Als er dan op zijn twaalfde écht iets ergs gebeurt, houdt hij misschien alleen nog extreme schuttingtaal over om dat duidelijk te maken.’ In Amerika zie je die inflatie heel goed, zegt Pont: ‘Alles wordt keurig weggebleept op tv, maar er is geen taal waarin ze zoveel ongemerkt vloeken: fuck is een alledaags stopwoordje geworden.’ 

Hoewel je weinig invloed hebt op wat je kinderen buitenshuis oppikken, heb je wél controle over wat je er zelf uitflapt. Meestal dan. Zo kun je jezelf trainen op meer ‘chipsgebruik’ of het omgekeerd inzetten van je favoriete krachtterm, zoals, eh: tuk! Maar probeer je snel je kleuters plastic helikopter te lijmen, met een pan op het vuur en een goed doel aan de deur, waardoor je zonder nadenken het druppende dopje van de secondelijm éven tussen je lippen steekt... Ja. Dan dekt ‘chips’ dus niet de lading. En iets minder sprookjesachtigs meestal wel. ‘Zorg daarom voor een aanspreekcultuur: dat je partner je hierop aanspreekt, zodat je kind dat ook ziet,’ zegt Maduro. ‘Of kom er zelf op terug: ‘Oeh, dat was niet heel netjes van mama.’’ Je kunt je kinderen erin betrekken, zegt ook Bronsveld.  Benieuwd hoe je je kinderen erin betrekt? Je leest 't in het hele verhaal in &C's OhBaby! Special.

delen
Kim Hopmans

Kim Hopmans (40) woont in Haarlem met een hoop testosteron: Luuk, Sep, Faas en Sjefke (vriend, zoons, kat). Schrijft, schildert, twijfelt en ouwehoert graat over eten.

Wil je ook lezen