Column
Ouderdilemma: is een tweede kind wel zo zaligmakend of vooral de norm?
Gepubliceerd op
11 mei 2021 om 06:00
Bron / Fotografie
tekst Hanneke Hendrix, fotografie Tom ten Seldam
Gepubliceerd op
11 mei 2021 om 06:00
Bron / Fotografie
tekst Hanneke Hendrix, fotografie Tom ten Seldam
Natuurlijk wilde Hanneke nog een tweede. Zo hoort dat, toch? Tot de pil was weggegooid en ze langzaam begon te beseffen: dat wil ik helemaal niet. Ze schrijft erover in &C's Oh Baby!-special.
Het is een weekenddag als ik bij de man op de badrand ga zitten. Onze vierjarige dochter is uit logeren, buiten hoost het. Na een lange stilte zeg ik: 'Weet je wat het is? Ik denk eerlijk gezegd eigenlijk niet dat ik nog een kind wil.' De man kijkt op van zijn tijdschrift. 'O?' zegt hij. 'Ja,' zeg ik. 'Ik sta elke maand dansend van blijdschap in de badkamer als ik ongesteld ben geworden. Dat is toch niet goed?' De man is even stil. Dan zegt hij: 'Nee, dat is inderdaad niet heel erg goed.' De man heeft namelijk geen enkele twijfel. Hij zou er nog wel een willen, als het ons gegeven zou zijn. Of misschien nog wel twee of drie of vier.
Lees ook: Thuis bevallen of in het ziekenhuis: neutraal kiezen is knap lastig
Tweede kind? Nadat de storm – die het krijgen van een eerste kind meestal is – was gaan liggen, leek het voor mij ook logisch om een tweede te willen. Want dat is immers de norm: 'Met één kind ben je een stel met een kind, met twee kinderen ben je een gezin,' hoorde ik een vriend eens zeggen. Veel mensen vinden het ook zielig, je kind geen geschwister geven. Vaak heerst het idee dat enig kinderen slecht kunnen delen of sociaal minder vaardig zijn. (Overigens, kleine zijnoot: als je meer wil weten over de wetenschap achter het eerste en tweede kind moet je zeker het boek De tweede van Lynn Berger lezen.) Daar komt bij dat de man en ik de leukste broers en zussen van het land hebben, en zodoende stopte ik met de pil. Om onze dochter te kunnen krijgen, was een reeks ziekenhuisbezoeken noodzakelijk geweest. Daarom bereidde ik me erop voor dat het niet meteen zou lukken. Maar gaandeweg transformeerde de hoop op een zwangerschap in de hoop op ongesteldheid. En zo bevind ik me na een pilloos jaar op de badrand in gesprek met de man. 'En nu?' zegt de man. Ja, wat nu? Hoe weet je nu écht of je nog een kind wil of niet?
What the fuck Een paar dagen later zitten we bij A. en A. aan de dis. Het zijn goede vrienden en de ouders van een vriendinnetje van de dochter. Zij hebben ook 'maar' één kind. Als ik ernaar vraag, zegt A.: 'Ik wilde nooit kinderen, maar sinds we er een hebben, merk ik dat ik het niet kan afsluiten. Ik vind de situatie goed zo, maar ik ben gewoon niet klaar om die andere leeftijdsfase in te gaan. Die waarin je nooit meer zwanger bent, en voor eeuwig... Nou ja...' Het is even stil aan tafel. 'Oud bent?' zeg ik. Ze knikt. Ik denk even na. 'Ik ben prima klaar om voor eeuwig oud te zijn,' zeg ik. Daar zit 'm bij mij niet de kneep. Zoals ik al sinds mijn zestiende zeg: ik heb geen oude ziel, ik heb een vermoeide ziel. Bij mij speelt ook mee dat ik de babytijd van de dochter echt als vreselijk heb ervaren. Daar schaamde ik me toen voor: ben je jaren bezig met het krijgen van een kind, dan héb je er eentje en is het weer niet goed. Wat kon ik er slecht tegen: niet slapen, niet eten. De zwangerschapskilo's vlogen er in de kraamweken al af door alle stress. Ik ben er gewoon niet voor gemaakt, een baby of (echt het vreselijkste woord) een dreumes. 'Toen onze oudste geboren werd, dachten we ook: what the fuck,' vertelt vriendin K. me. 'We wisten niet wat ons overkwam. Op het moment dat hij op mijn borst lag, wist ik dat we nooit meer rust zouden krijgen. Toen ik een paar dagen geleden via Google een herinneringsfoto kreeg van zijn geboortedag en hem zag slapen in z'n wiegje, kreeg ik direct dat unheimische gevoel terug. En iedereen maar lachen dat we zo eerlijk waren. 'Flikker op,' zeiden we dan. 'We hebben een probleem en dat is een baby. Een tweede? Never.'' Maar die tweede is dus onlangs geboren: 'Vooral omdat onze eerste echt elk halfjaar leuker werd. Deze tweede is midden in de crisis geboren, maar met een prachtige bevalling en een prachtige kraamtijd. Daarnaast nog een grote broer die alleen maar lief is. Ik stroom over van moederliefde. We praten nu al over een derde.'
Lees ook: Lisette ging voor het eerst uit eten met baby: 'Ik zat onder de kak'
Lokbaby Moet ik dan misschien tóch door die babytijd heen? Moet ik ophouden met me aanstellen en gewoon weer even (jaha, als het ons gegeven is) twee jaar gaan bikkelen? Eenmaal in de tuin met een glas wijn bij G. en M. kijken we hoe de dochter met hun twee zoons speelt. Eentje is even oud als de dochter, de ander is twee. G. en M. zijn helemaal niet zo blij dat ze een tweede hebben gekregen. Sterker nog, ze vinden er geen klap aan. De twee vliegen elkaar steeds in de haren, en waar de eerste een rustig jongetje was dat als vanzelf bij je in de buurt bleef, is de tweede altijd op weg naar dat ene toevallig openstaande hek en laat hij het luidkeels horen als hij het ergens niet mee eens is. 'Net de dochter toen ze twee jaar was,' zeg ik. 'Die heb ik op een barbecue weleens uit een bed ergens op een derde verdieping moeten plukken. Terwijl ze maar zestig seconden uit mijn zicht was.' Ik moet denken aan de term 'lokbaby' die we in onze ouderschapspodcastserie Ik ken iemand die hebben geïntroduceerd. Dat je eerste kind heel erg rustig is en dat je denkt: nou, er kan er nog wel eentje bij, maar dat je je dan doodschrikt bij de tweede. Het is een gegeven waar weinig mensen het over hebben, want een ouder zegt natuurlijk nooit tegen een kind: 'Als we hadden geweten dat jíj eruit zou komen, hadden we nooit een tweede genomen.'
Benieuwd naar het hele verhaal van Hanneke? Je leest het nu in &C's Oh Baby!-special, die nu te koop is in de winkels en in &C Webshop.
delen
Redactie
@andcgramDe &C-redactie bestaat uit enkel vrouwen en iedereen verzamelt wel iets. Katten, memes of dates bijvoorbeeld. Ze slurpen koffie alsof er levens vanaf hangen, verruilen het diner maar al te graag in voor een snackbox van de lokale friettent en dragen heus weleens wat anders dan pastel. Wees maar niet bang.