Jerutsi verloor haar vriend en baby: 'Papa komt niet meer thuis'

Entertainment

Jerutsi verloor haar vriend en baby: 'Papa komt niet meer thuis'

Redactie
Door

Redactie

Gepubliceerd op

11 oktober 2021 om 20:00

Bron / Fotografie

interview Imke Hamacher, fotografie Lizzy Ann

Gepubliceerd op

11 oktober 2021 om 20:00

Bron / Fotografie

interview Imke Hamacher, fotografie Lizzy Ann

Jerutsi Ooft was pas zestien weken zwanger van haar tweede kind toen haar vriend verongelukte met de motor. Drie maanden later verloor ze ook hun baby. In &C's oktobernummer deed zij haar heftige verhaal.

Jerutsi (27): 'Om mijn nek hangt een kettinkje gemaakt van moedermelk en een paar haartjes van Jeraël, zodat ik hem altijd bij me draag. Het is een van de weinige dingen die ik van hem heb. Foto's van zijn eerste drie weken heb ik amper. Thuis brandt permanent een kaarsje voor hem en zijn vader, met daarboven een foto van Jershane, Hubert en mij. Ook al is Hubert dood, het voelt alsof ik nog steeds een relatie met hem heb. Ik leerde hem kennen in 2013. Ik was 19, hij 23. Het was geen liefde op het eerste gezicht. Hij had gouden tanden en droeg broeken die halverwege z'n kont hingen – daar kon ik niet mee thuiskomen. Onder druk van een vriendin die wilde dubbeldaten, gaf ik toch mijn nummer. Voor ik het wist belden we elkaar elke dag. Hij was heel lief en aardig, enorm geïnteresseerd. Gevalletje: hard vanbuiten, zacht vanbinnen. De vonk sloeg alsnog over. Toen we vier jaar samen waren, raakte ik ongepland zwanger – ik was niet altijd even trouw met de pil. Mijn eerste reactie was paniek: hoe gaan we dit doen? Ik was pas 22, woonde nog bij mijn moeder en volgde een opleiding. Maar de zwangerschap afbreken was geen optie. Dan hadden we het maar veilig moeten doen, vond ik. Hubert was er meteen blij mee. Hij wilde altijd al jong vader worden. Zijn enthousiasme werkte aanstekelijk en hoe groter mijn buik werd, hoe meer ik uitkeek naar het moederschap. Met 37 weken beviel ik van Jershane. Hubert was de liefste vader, zo zorgzaam en beschermend. We wilden een groot gezin, dus gingen we twee jaar later voor een tweede. Ik raakte bijna meteen zwanger, we konden ons geluk niet op. In diezelfde periode deelde Hubert mee: ik ga motorrijden. Dat wilde hij al langer, maar ik had het toen uit zijn hoofd kunnen praten. Hij liet het idee varen, tot vorig jaar. 'Ik heb al les genomen en ik ga het doen,' zei hij. Sterker nog: hij kwam zelfs met een motor thuis, terwijl hij zijn rijbewijs nog niet eens had. Toen gaf ik het op. Als Hubert iets in zijn hoofd had, moest en zou het gebeuren. En liever motorrijden mét rijbewijs dan zonder, iets wat hij ook weleens stiekem had gedaan. Bang dat hij een ongeluk zou krijgen, was hij niet: 'Mij gebeurt dat niet.' Dus liet ook ik mijn bezwaren en zorgen los. Hoe vaak gebeurt zoiets nou, probeerde ik mezelf gerust te stellen. Elke keer dat hij weer veilig thuiskwam, groeide mijn vertrouwen.

Lees ook: Lieke verloor haar beste vriend: 'Accepteren dat hij er niet meer is, lukt me nog niet' Alleen wat schrammen Toen ik zestien weken zwanger was, wilde hij op een zondag gaan motorrijden met twee vrienden. De dag ervoor hadden we een gezellige dag gehad met z'n drieën, dus ik zei: ga. 'Ik kook vanavond als ik terug ben,' beloofde hij. Hij gaf me een kus en stapte op de motor.'Ik ben vergeten love you tegen papa te zeggen,' zei Jershane tegen me. 'Ga maar gauw, hij staat nog bij de deur,' reageerde ik. Achteraf ben ik daar zo blij om. Want hij zou niet meer terugkomen, bleek een paar uur later.

Om halftwee werd ik gebeld door een van de vrienden met wie hij op pad was. 'Bertje is gevallen met de motor,' zei hij – vrienden noemden hem altijd Bertje. 'Het gaat niet goed.' In eerste instantie dacht ik aan een gebroken voet, zoiets. Ik stelde vragen, maar kreeg amper antwoord. 'Ik kom gewoon naar jullie toe,' zei ik. Mijn hart ging tekeer en ik begon te trillen. Toch kwam geen moment in me op dat hij dood kon zijn. Wel dat hij aan flarden lag, maar niet dood. Ik was in mijn hoofd al aan het repeteren hoe boos ik op hem zou worden. Zie je nou wat er gebeurt! Samen met mijn zusje stapte ik in de auto naar Lelystad. Onderweg kwam er een appje binnen: 'Bertje heeft het niet gered.' Een appje! Het nieuws kwam totaal niet aan. Ik belde die vriend: 'Hoezo, Bertje heeft het niet gered? En hoezo app je mij daarover?!' Ik was in eerste instantie vooral boos over de manier waarop het nieuws gebracht werd, zonder me te realiseren wat er nou echt was gebeurd: ik was mijn partner kwijt, de vader van mijn kinderen. Toen we dichter bij Lelystad kwamen, leidde de navigatie me ineens om vanwege werkzaamheden. Later bleken het geen werkzaamheden te zijn, maar de plek van het ongeluk, waar Hubert nog op de grond lag. Achteraf heb ik spijt dat ik naar de navigatie heb geluisterd, want ik was het liefst meteen naar hem toegegaan. In plaats daarvan werd ik naar het politiebureau geleid, waar ik door de agent werd gecondoleerd. 'Hoe bedoel je,' zei ik, 'het is dus écht?' Nog steeds kon ik het niet geloven. Huberts vrienden waren ook op het bureau, totaal in shock. Ik heb ze niet gesproken, ze durfden me niet aan te kijken. Pas later heb ik van de politie gehoord wat er is gebeurd. Toen het stoplicht bij een kruispunt op groen sprong, reed de vriend naast Hubert vol gas weg. Hubert wilde hem bijbenen, maar schatte de bocht verkeerd in. Hij reed in de berm en verloor de macht over het stuur, waardoor hij tegen de vangrail klapte. Hij overleed ter plekke aan inwendige bloedingen. Na een paar uur mocht ik hem bezoeken in het ziekenhuis. Aan de buitenkant zag je niks aan hem, op een paar schaafwondjes bij zijn lip en op zijn hand na. Alsof hij elk moment wakker kon worden. Dat vond ik zó raar.

Papa komt niet meer thuis Thuis moest ik Jershane vertellen dat zijn vader dood was, het ergste wat ik ooit heb moeten doen. Hoe maak je aan een driejarige duidelijk dat zijn vader nooit meer terugkomt? 'Papa is van de motor gevallen,' zei ik. 'Hij komt niet meer thuis.' Jershane werd boos. Hij was heel close met Hubert: als die twee samen waren, bestond ik niet. Ook nu wilde hij niks van me weten. Hij wilde geen knuffel, niks. Het heeft een paar dagen geduurd voordat hij bijdraaide. Met een boekje van Kikker die een vogel gaat begraven, probeerde ik hem voor te bereiden op de begrafenis. Het regelwerk ging in een roes aan me voorbij, dat pakte zijn familie op. Ook op de dag zelf kwam het besef dat ik mijn vriend ging begraven nog steeds niet binnen. Lag hij daar echt in die kist? Het gevoel dat hij elk moment terug kon komen, is nog lang blijven hangen. Met Jershane heb ik ontelbare keren zijn graf bezocht. Ik weet nog dat we op weg naar Hubert altijd langs de kindergraven liepen, waar ik de rillingen van kreeg. 'Stel je voor dat je je kind moet begraven,' zei ik tegen mijn vriendin. 'Onmenselijk.' Toen ik er bij de twintigwekenecho achter kwam dat we een jongetje kregen, hebben we een kleine gender reveal gehouden bij Huberts graf. Vast een gek gezicht, dat we ballonnen met blauwe confetti kapotprikten op een begraafplaats, maar zo was hij er toch een beetje bij. Hij had al een vermoeden dat het een jongen zou worden, dat had hij fantastisch gevonden. Zelf maakte ik me vooral druk om de toekomst. Hoe ga ik dit allemaal doen? Zonder maatje, zonder partner. Hoe ga ik de nachten overleven? Hoe ga ik het financieel redden? Ik weet niet of de stress heeft meegespeeld, maar op 3 januari braken in de middag mijn vliezen. Ik was toen 25 weken zwanger. Ik belde de verloskundige, die vijf minuten later op de stoep stond. 'Ga ik nu bevallen?' vroeg ik. 'Ik denk het wel,' zei zij, 'maar ik denk dat je naar Nijmegen moet.' Ik heb Jershane achtergelaten bij mijn zusje en ben samen met mijn moeder en de verloskundige naar het ziekenhuis in Doetinchem gereden. Er zou een arts uit Nijmegen naar ons toe komen die gespecialiseerd was in baby's die te vroeg worden geboren. Hoe groot de overlevingskans van een baby van 25 weken was, daar had ik geen idee van. Ik ben in het ziekenhuis, nu is het in jullie handen, dacht ik. Na twee keer persen werd Jeraël geboren. Jeraël Hubert Ooft. Hij werd meteen meegenomen om hem in leven te kunnen houden. Huilen deed hij niet, daar had hij nog geen kracht voor. 'Maar het gaat goed,’ vertelden artsen. 'Hij is stabiel.' Niet lang na de bevalling is hij naar Nijmegen overgebracht. Eenmaal daar kon ik Jeraël voor het eerst echt goed bekijken. Hij lag in zo'n dichte couveuse met gaten waar je je handen doorheen kunt steken. Hij was piepklein – nog geen duizend gram – maar helemaal compleet: tien vingers, tien tenen. Hij deed zelfs zijn ogen open, wat uitzonderlijk is voor zo’n kleine baby. Pas op dag drie durfde ik hem vast te houden, bang om hem te breken of ziek te maken. Intussen begon ik als een gek te kolven: elke drie uur hing ik aan het apparaat. Omdat mijn lijf daar nog helemaal niet klaar voor was, kostte het veel moeite om de borstvoeding op gang te krijgen. Maar het was het enige wat ik kon doen, dus bleef ik kolven, kolven, kolven. Uiteindelijk heb ik liters melk gekolfd. Vloeibaar goud, zo voelde het. Lees ook: Sannekes moeder werd twee maanden vermist, toen bleek dat haar vader haar had vermoord Het gaat niet meer Voor een baby van 25 weken deed Jeraël het bijzonder goed. Hij was heel beweeglijk, reageerde op de lichtste aanraking. Wel gingen de artsen meermaals het gesprek met me aan: wat als hij zwaar gehandicapt raakt? Die mogelijkheid bestond, maar het zou ook kunnen dat hij ervanaf kwam met alleen een leerachterstand. De artsen wilden weten hoe ver ik wilde gaan met behandelen. Maar de range van mogelijkheden was zo breed dat ik daar weinig mee kon. Hij gaat gewoon mee naar huis, dacht ik, gehandicapt of niet. Op dag drie kreeg Jeraël een hersenbloeding, iets wat veel voorkomt bij prematuren. Dat hoeft niet ernstig te zijn en het kan uit zichzelf oplossen, maar Jeraël had een reservoir nodig, een soort kraantje in zijn hoofd waardoor het vocht weg kon. Dat gebeurde op 25 januari, toen hij drie weken oud was. 's Avonds laat was ik nog bij hem geweest om hem te verzorgen, om tien uur was ik teruggelopen naar het Ronald McDonald-huis om te kolven. Om vier uur 's nachts werd ik gebeld: 'Je moet nu komen, het gaat niet goed.' Als een kip zonder kop ben ik naar het ziekenhuis gerend, waar allemaal mensen om Jeraëls bed stonden. Ik probeerde mijn zoontje moed in te praten, maar toen de artsen met elkaar gingen smoezen, voelde ik: dit komt niet goed. Op de monitor zag ik zijn hartslag dalen en dalen, van tachtig naar vijftig naar dertig slagen per minuut. Om kwart voor zes 's ochtends zeiden de artsen: 'Het gaat niet meer.' Ze hebben hem losgekoppeld van alle apparaten en aan me gegeven. Hij is om zes uur 's ochtends in mijn armen overleden. Tot elf uur heb ik zo met hem gezeten, ik wilde hem niet loslaten. Achteraf bleek hij een liesbreuk te hebben, iets wat ook vaak voorkomt bij prematuren, maar wat ze niet gesignaleerd hebben. Daardoor zijn z’n organen in de knel geraakt en is zijn hart gestopt. Dat vind ik moeilijk om te accepteren. Als ze het eerder hadden gezien, hadden ze misschien beter kunnen ingrijpen. Dat wil niet zeggen dat hij het dan wel gered had, maar het voelt nu als een gemiste kans. De dag na zijn overlijden is Jeraël bij me thuisgebracht. Daar heeft hij nog in zijn eigen bedje gelegen met een koelboxje. Jershane vond het geweldig. 'Mijn broertje is boven!' riep hij tegen iedereen. 's Avonds zong hij liedjes en wenste hij hem welterusten. Toen ik hem uitlegde dat Jeraël nu bij papa was, vroeg hij: 'Is Jeraël ook van de motor gevallen?' Hubert begraven was verschrikkelijk, maar afscheid nemen van Jeraël was zoals ik al dacht: onmenselijk. Hubert heeft dertig jaar geleefd, van alles gezien en stapte zelf op die motor. Jeraël had zijn hele leven nog voor zich: ik had hem de wereld willen geven. Schuldgevoel Het voelt alsof ik gefaald heb. Hoezo is het me niet gelukt om de zwangerschap te voldragen? Jershane werd ook al met 37 weken geboren. Rationeel weet ik dat ik er niks aan kan doen, maar ik wil iets of iemand de schuld geven. Regelmatig vraagt Jershane: 'Ga je nou een nieuwe Jeraël kopen? Of een nieuwe papa?' Als ik dan vraag waar ik die dan moet kopen, zegt hij: 'Bij de Action.' Hij mist een man in huis om mee te stoeien, vechten en voetballen. Dat doe ik ook met hem, maar dat is niet hetzelfde. Wat knap hoe je het allemaal doet,’ zeggen mensen weleens als ik op het voetbalveld sta. Aan de buitenkant zien ze niet hoe kapot ik vanbinnen ben. Het echte rouwen heb ik denk ik nog niet gedaan, daar heb ik de kracht niet voor. Al mijn aandacht gaat naar Jershane. Mijn werk ben ik weer aan het opbouwen, ik werk als peuterjuf op een kinderdagverblijf. Daar zitten ook baby's, die confrontatie vind ik heel moeilijk. Ik wil ook luiers verschonen, de fles geven. 'Je bent nog jong, je krijgt vast nog wel een baby,' zeggen mensen dan. Alsof het een paar schoenen is dat ik kan vervangen. Ik ben misschien pas 27, maar ik voel me 80. Mensen weten niet goed wat ze tegen me moeten zeggen, dus zeggen ze vaak maar niks. Laatst kwam een buurvrouw langs met een paar kaarsjes. Dat vond ik zo lief. Het zijn zulke kleine gebaren waar ik troost uit haal.' Dit artikel stond in &C's oktobernummer van 2021, 'Daar ben je tante voor'.

delen
Redactie

De &C-redactie bestaat uit enkel vrouwen en iedereen verzamelt wel iets. Katten, memes of dates bijvoorbeeld. Ze slurpen koffie alsof er levens vanaf hangen, verruilen het diner maar al te graag in voor een snackbox van de lokale friettent en dragen heus weleens wat anders dan pastel. Wees maar niet bang.

Meer van deze auteur

Meer lezen